1. Leesrups. De kinderen pakken het kaartje met start en kijken naar het plaatje. Ze zoeken op een
ander kaartje het verhaal dat bij het plaatje past. Dit leggen ze aan. Daarna kijken ze weer naar het
plaatje en zoeken weer de juiste tekst.

2. Sommenkaartjes. De kinderen maken de sommen in hun schrift of lezen ze alleen maar op en
geven antwoord.

3. Rekenbladen. Met een whoteboardstift kunnen de kinderen de antwoorden opschrijven op de
kaart. Later veeg je makkelijk uit. Tel verder of tel terug en de kinderen schrijven de buren op.

4. Verlanglijstje. De kinderen maken hun eigen verlanglijstje.

5. Rekenrups. De kinderen tellen de pepernoten en zoeken het juiste getal erbij.

6. Knijpkaarten klokkijken. Maak een knijper vast aan het juiste uur.

7. Knijpkaarten geldrekenen. Maak een knijper vast aan het juiste bedrag.

8. Leesrups.

9. Verhaaltjes.

10. Leesrups.

11. Dobbelsteenspel. Gooi met twee of drie dobbelstenen. Schrijf het cijfer op in de vakjes en tel
het aantal ogen.

12. Cijferblad. Trek de cijfers over. Let op waar de kinderen moeten beginnen.

13. Splitsen. De kinderen kijken naar het bovenste cijfer en gaan dat cijfer splitsen.

14. Van 1 naar 22. Maak een lijn van 1 naar 22. Je komt alle cijfers tegen.

15. Cijferblad. Trek de cijfers over.

16. Boottekening. Maak de tekening af.

17. Doolhof. Breng de sint naar de pakjes. Welke woorden kom je onderweg tegen. Schrijf deze op.

18. Gekke zinnen. Knip alle kaartjes uit. Pak van elke kleur een kaartje en maak een zin.

19. Ganzenbordspel.